© Rootsville.eu

Patersdreef Indoor
Blues
Europahal Tielt
(08-02-2020)
reporter: Steven Kauffmann - photo credits: Anja Cleemput


info organisatie: Patersdreef
info bands: The Gate - Silke & Ed De Smul - Irish Coffee - Machiavel - Martin Turner's Whisbone Ash

© Rootsville 2020

Ook dit jaar hield organisator Franky Craeymeersch woord en de 13de (!) editie van het Patersdreef indoor zou geen ongeluks-editieworden, wel integendeel ! Franky Craeymeersch. Dit " Indoor Festival", het eerste van de winter ontstaan in de Europahal, met het eerste jaar in 2008 , de legendarische band "Ten Years After" en in 2013 nog "The Yardbirds", had dit jaar ook kleppers als Martin Turner (founder and voice of Wishbone Ash) en de Waalse superformatie Machiavel uit de mouw geschud en we dus meer dan benieuwd erheen. Eens aangekomen in de nog dun bevolkte kraaknette Europahallen werden we getrakteerd op een eerste akoestisch concert als opener.


Akoestisch duo zijnde dochter Silke en de immer sympathiek Ed De Smul (frontman Ed & the Gators) ze brachten een sfeervolle en boeiende set van eigen nummers met een knipoog naar de Blues, Folk en Country, dit zonder Tom de Poorter maar geflankeerd door zijn bloedeigen dochter die ondanks haar jeugdige leeftijd ook al gebeten is door de muziek en het klikte wonderwel tussen vader en dochter op vlak van muzikale smaak en creativiteit, getuige hiervan haar eerste soloplaat. Een beetje tussen Erik en Sanne en Everly Brothersgewijs, maar dan pa en dochter: schitterend ! “Falling deep down inside”, een folky blueske met Eddy op mandoline, het naar Springsteen zwemende “Guilty as charged” (uit Ed zijn sublieme soloalbum), met Silke op “lepel”-percussie. Haar eigen songh “Strange” (over de menselijke kleine kantjes die ons allen eigen zijn) , in een welhaast ragtimeversie.

Mooi. Dan was er nog “Old Picture” dat wederom gedijde op een prachtige mandoline en geheel in de geest van ene Mike Oldfield gebracht werd. Volgden nog een energiek “Hard Working Man”, de titeltrack van Ed zijn gelijknamige soloCD (met de intensiteit van ene Rory Gallagher), het door Silke prachtig gezongen “Let the Mistery Be” van Louis Jordan en uitsmijter was een stemmig “Jambalah” van Hank Williams. Een zeer puike opener en dit smaakte duidelijk naar meer …


The Gate is een lokaal new wave/popachtig combo met leden uit de omstreken van Ruiselede en Gent. Ze vormden hier op de affiche een beetje de vreemde eend in de bijt maar kweten zich desondanks toch waardig van hun taak. Die heette: vooral ambiance brengen. Dit gebeurd met een FM-stadionrockachtig geluid en met veel echo’s van grote voorbeelden als daar zijn (Bee Gees, Genesis, Cranberries, Depeche Mode, Kaizer Chiefs, the National, …) er klonk wel altijd iets door van deze bekende leermeesters en vocaal zat er zeker voldoende talent in de band, zeker qua samenzang, ook al lieten de puristen dit grotendeels aan zich voorbijgaan stonden er toch voldoende mensen te shaken voor het podium. Op hits als “Look at us now” en een gesmaakt “I will follow” van onze eigenste Triggerfinger. Tijdens het laatste nummer “Nobody knows” werd zowaar een harmonica opgediept, we konden er met ons inderhaast bedwongen griepje nu en dan toch van genieten, van deze local heroes van the Gate hun thuismatch.


11 lillende lappen withete rock and roll had William Souffreau voor ons in zijn sudderpan op stoom voorzien. De heerlijke zompige rootsrock van “The Show part I” gold als openingscredo en daarna mochten we naar de geheimzinnige velden in het recente “Tobacco Fields”. Maar liefst 3 gitaren stond permanten tegen elkaar op te pronken tijdens “Crazy old town” en zo zou het heel dit bijzonder sterke optreden blijven, als echte “Bad Boys” (waarvan akte in deze klepper van een song). Met “Dark Clouds” kregen we een onbegrijpelijkerwijs onuitgegeven nummer uit de seventies geserveerd, hopelijk mag dit de weg naar een echte opname alsnog vinden … “No good for nothing” bleek een nagelnieuwe catchy worp te zijn.

Dit gold ook voor “Living Ain’t Easy” (of hoe William, 73 er weer alive and kicking staat, als een huis, jawel). “Do my playing”, ook nieuw en dito monumentaal gebeitelde goeie echte hevige rock. De nieuwe worpen klinken alvast zéér veelbelovend naar het nieuwe plaatwerk toe ! Dan is “The Show part II” en nog een fel “Down Down Down”. “The Fountain”, heel intens en vol passie bezongen. Bij wijze van uitsmijter kregen we nog een streep Led Zep met “Whole lotta lovin’ “ met daarin geïmporteerd “American Woman”, “Loser” van Beck en een werkelijk magistraal “Helter Skelter” (met méér ballen dan de Beatles ooit samen telden) . Een ware triomf voor deze immer jonge krasse knar!

De nu 72 jarige Martin Turner opent het festijn met lyrisch voluit openbloeiende gitaren in “The King will come” uit het eerste album. Direct gevolgd door de gebalde jumpswingjazz van “Vas Dis” en ook “Runaway” komt direct door de grote poort binnen. Vocaal blijkt de regelmatig aan een fles cola lurkende Turner nog concertproof en zijn band is om door een ringetje te halen, zo retestrak in al diens muzikale meanders …

In “Rock and Roll Heroe” (uit “Wishbone IV”) voert de slide de boventoon en verschaft de alom melancholische samenzang kippevel alom. Dan is er het beklijvende “Warrior” met daarna nog een prachtig instrumentaal sfeerstuk gevolgd door de obligate en gesmaakte drumsolo door Tim Burr. Gitarist Danny Wilson is hemels op tweede zangstem en doet vaak aan the Byrds denken als hij zo gloedvol meekweelt of de solozang op zich neemt. Een weergaloos “Blowin’ Free” doet ons aan Cream denken zowaar en de pompende bas van Martin Turner vervult zijn taak tijdens het van een wervelende gitaarsolo voorziene “Doctor”. “Thanks for being the heart and soul of R&R in Tielt Belgium” klonk het nog welgemeend uit de mond van de nog steeds vitale Martin Turner en met wederom succulente gitaarduels werd de kroon gezet met “Mother of Pearl” en “Gypsy Red” op deze uitstekende set. Over naar het laatste deel van de grande finale.


45 jaar on the road en met 12 studioalbums onder de imposante arm kwam Machiavel tonen waartoe het anno 2020 nog in staat is, met zijn zessen. Drummer/zanger/oprichter Marc Ysaÿe overtuigde vocal al vanaf de eerste openingsnoten van “What’s overcoming me” met een nagenoeg intacte falsetto en met heerlijke koortjes met een pluim voor de backingzangeres ! Verder ging het met de bluesy poprock van “You’re a woman”. De late hit “Chronic Love” (uit 2005) bekte heerlijk weg op succulente synths, terwijl “The Jester” danste op hammondtonen, volstrekt tijdloze psychedelica (ergens tussen Steely Dan en George Harrisson in qua feel). “Over the Hill” had die heerlijke reggaefeel.

Dan waren we aanbeland bij het gezegende jaar 1976 met “When Johan died, sirens were singing” uit het eerste album, lekker kaleidoscopisch, zweverig en uitgesponnen en met mooie druminterventie van Christophe Pons. Het derde album van de band werd subliem in de verf gezet met “The fifth Season” met echo’s van Pink Floyd en de signature sound van ene David Gilmour. Het poppy “Rope Dancer” werkte op de dansbenen en “After the Crop” kreeg een mooie drumsolo mee. Marc Ysaÿe schitterde zelf achter de drums en overtuigde met zijn nog steeds indrukwekkende zang en stem, die op tijd en stond in duet ging met de backing(s). “Lay Down” had zowaar een zweem naar Status Quo en met “The Fly” leek de ultieme teerling geworpen. Nog een bis uit het recente soloalbum van Mister Ysaÿe en daarmee zat deze uiterst geslaagde editie van Patersdreef erop, een goede klank, niets dan blije gezichten en een breed grijnzende Franky Craeymeersch. Op naar editie 14 !